BP blijft in Rusland. Topman Tony Hayward van de Britse oliemaatschappij was er gisteren duidelijk over. Maar met de macht van grote westerse oliemaatschappijen landen waard de staat de dienst uitmaakt in de energiesector,gaat het niet goed.
De ondervraging BP-er Robert Dudley door het Russische ministerie van binnenlandse zaken, over een vermeende belastingfraude bij de joint venture TNK-BP, schrikt hem niet af.
“Rusland is een van de belangrijkste vindplaatsen van koolwaterstoffen”, zei Hayward. En belangrijker: Rusland is een groots land, dat midden in een proces van economische transformatie zit.”
Hij bedoelt: laten we hopen dat het een fase is, en we in de toekomst weer gewoon zaken kunnen doen in Rusland.
Dat lijkt ijdele hoop. De ondervraging van Dudley, de topman van het half-Russisch, half-Britse oliebedrijf TNK-BP, past in een traditie. Wegpesten van buitenlanders en binnenlandse tegenstanders uit de Russische olie-industrie lijkt heel gewoon geworden.
De Russische mede-eigenaren van TNK-BP – een drietal miljardairs – proberen de joint venture onder controle te krijgen en krijgen bij die poging ruime steun van de overheid.
Eerder vielen Russische veiligheidstroepen het hoofdkwartier al binnen, op zoek naar bewijzen van industriële spionage. En het bedrijf ligt behalve over de vermeende belastingontduiking, ook onder vuur voor overtreding van arbeidswetten.
BP moest een jaar geleden ook al op de knieën in Rusland. Toen werden de Britten ervan ‘overtuigd’ hun belang in het enorme Kovikta-gasveld over te doen aan Gazprom.
Bij Royal Dutch Shell weten ze hoe dat voelt. Opgejaagd door de Russische milieupolitie verkocht Shell twee jaar geleden een groot belang in een olie- en gasproject in Sakhalin aan Gazprom.
De macht van Westerse oliemaatschappijen neemt zienderogen af. Staatsbedrijven en overheden nemen hun plaats in.
Ook buiten Rusland hebben de bedrijven het moeilijk. Zo maakte afgelopen donderdag de Nigeriaanse president Umaru Musa Yar'Adua tijdens een staatsbezoek aan Zuid-Afrika bekend, dat hij nog voor het einde van het jaar de vergunning van Shell om olie te winnen in Ogoniland, zal intrekken.
"De mensen in Ogoniland hebben geen vertrouwen meer in Shell”, zei de president. Een Shell-woordvoerder liet overigens weten dat het bedrijf officieel niets heeft gehoord van de Nigeriaanse regering.
In Latijns-Amerika gaan ze nog een stap verder. De Venezolaanse regering van Hugo Chavez heeft een groot deel van de nationale olie-industrie genationaliseerd. Bij ExxonMobil zijn ze nog steeds niet over de schok heen.
Bolivia's Evo Morales nationaliseert ondertussen in rap tempo de gassector van zijn land. Vooral Exxon, Total en het Spaanse Repsol zijn hiervan de dupe.
En ook weer Royal Dutch Shell. Eerder deze week tekende Morales een decreet waarmee in een keer alle bezittingen van de grote gastransporteur Transredes werden genationaliseerd. De helft van dat bedrijf was eigendom van Shell.
De tijd dat de Westerse oliemaatschappijen de kaarten schudden lijkt voorbij. Bij de huidige prijzen is olie- en gaswinning zo lucratief dat overheden geen genoegen meer nemen met een winstuitkering en een handvol accijnzen.
Ze willen zelf aan de oliekraan draaien en zo niet alleen harde contanten, maar ook een plekje aan de pokertafel van de wereldpolitiek bemachtigen.
Dat is natuurlijk geen nieuwe ontwikkeling. Al sinds de jaren zeventig, toen de beruchte Seven Sisters - de zeven grote Westerse oliemaatschappijen - hun oliemonopolie verloren aan de Saoedies, verschuift de macht van oliebedrijven naar overheden.
In de top-10 van grootste oliemaatschappijen (gemeten naar reserves) staan alleen nog maar staatsbedrijven. Werelds grootste particuliere oliebedrijf, ExxonMobil komst pas op plek dertien. Shell staat op achttien.
Weinig kans dat de Westerse bedrijven bij de huidige olieprijs veel zullen stijgen op die lijst. Dure olie maakt de olielanden lui. Westerse technologie en innovatie hebben ze niet nodig. Ook met ouderwetse en inefficiënte oliewinning stroomt de staatskas vol.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl